De geschreven geschiedenis van Sri Lanka begint met de ‘Mahavamsa’, een manuscript geschreven in de met het Sanskriet verwante taal Pali. Dit manuscript vertelt de geschiedenis van het eiland vanaf de vijfde eeuw v.Chr. tot 400 n.Chr.
In 543 v.Chr. kwam de Indiase prins Vijaya met zijn volgelingen vanuit het noordwesten van India naar Sri Lanka. Hij bezette het eiland en stichtte er de eerste Singalese dynastie. De eerste hoofdstad van het eilandrijk werd in 380 v.Chr. Anuradhapura en dat bleef zo tot halverwege de 9e eeuw.
In de tijd na de invoering van het boeddhisme werd Sri Lanka bijna letterlijk overspoeld door Tamils, een Dravidisch volk uit Zuid-India. Vooral de vruchtbare grond op het eiland en de aanwezige edelstenen trok de Tamils erg aan. De Tamils namen al snel zonder veel bloedvergieten de troon over van de heersers van Anuradhapura.
In de 2e eeuw v.Chr. veranderde de situatie. Gamani, regerend over een klein Singalees rijk in de zuidoosthoek van Sri Lanka, nam de wapens op en trok met een enorm leger ten strijde tegen de Tamil-koning Elara. Elara werd gedood en Gamani besteeg de troon van Anuradhapura onder de naam Duttha Gamani, de ‘ongehoorzame’ (161-137 v.Chr.). Na de dood van Gamani wisten nieuwe Tamils zich toch weer op Singalees grondgebied te vestigen.
In 1505 arriveerden de eerste Portugezen op Sri Lanka. Al snel hadden ze de kustgebieden in bezit genomen en nederzettingen gesticht. Ze profiteerden flink van het uiteenvallen in zeven koninkrijkjes van de oorspronkelijke bevolking.
In 1517 bouwden ze een vesting bij Colombo en er werden verwoede pogingen gedaan om de bewoners van het eiland tot het katholicisme te bekeren. Zonder geweld ging dat niet en vele tempels werden vernietigd. In 1587 werd Kandy veroverd en in 1593 de nieuwe hoofdstad Jaffna. De Portugezen vochten in die tijd niet alleen met de Singalese koningen maar ook met de Hollanders, die een oogje op Ceylon hadden. De Hollanders landden in 1602 onder Joris van Spilbergen op Ceylon. In 1638 bezetten de Hollanders wat havenplaatsen en met hulp van de koning van Kandy werd Colombo veroverd en de Portugezen langzaam maar zeker verdreven. In 1658 verlieten de laatste Portugezen Ceylon. Uit de Portugese tijd zijn alleen forten en veel kerken overgebleven.
In 1782, tijdens de vierde Nederlands-Engelse oorlog, landden Engelse troepen bij de havenstad Trincomalee, die prompt veroverd werd. In 1783 kregen de Hollanders met behulp van de Fransen, de aartsvijand van Engeland, de havenstad weer terug. Dat duurde echter niet lang en in 1796 veroverden de Engelsen een aantal havensteden en waren de Hollanders genoodzaakt om zich terug te trekken van het eiland. Met de vrede van Amiens in 1802 kwam er een definitief einde aan de heerschappij van de Hollanders op Ceylon, dat nu een Engelse kroonkolonie werd.
In 1815 werd de koning van Kandy, Sri Vikrama Rajasingha, gevangengenomen en naar India verbannen en kwam er een eind aan het 2300-jarige tijdperk van de Singalese koningen. Onder het bewind van de Engelsen werden spoorlijnen en wegen aangelegd, de landbouw werd versterkt, ziektes bestreden en er werden veel plantages aangelegd. Vanaf 1870 werd de thee geïntroduceerd met het gevolg dat Sri Lanka de tweede grootste thee-exporteur van de wereld is. De Singalezen waren niet zo gewillig om in de plantages te werken, zodat de Engelsen zich verplicht zagen Tamils in te voeren vanuit Zuid-India.
Op 22 mei 1972 werd Ceylon uitgeroepen tot de onafhankelijke parlementaire republiek Sri Lanka.
Van 477 tot 495 n.Chr. regeerde vanuit de nieuwe hoofdstad koning Kasyapa met harde hand. Hij werd verslagen door zijn broer, met een in India gevormd leger. In de 9e eeuw verloor Anuradhapura haar status als hoofdstad van het eiland weer, en ook de nieuwe hoofdstad Polonnaruwa onderging dit lot door de voortdurende aanvallen van Tamils en Chola’s uit India. De hoofdstad werd steeds meer naar het zuiden verlegd, totdat het hele eiland in 1001 bij het Zuid-Indiase koninkrijk ingelijfd werd. In 1294 werd Sri Lanka bezocht door de ontdekkingsreiziger Marco Polo en in de 13e en 14e eeuw vielen delen van Sri Lanka in handen van veroveraars uit Zuid-India, Birma (nu Myanmar), China, Egypte en Maleisië.
De heerschappij van de Hollanders over Ceylon duurde maar 140 jaar, maar had grote invloed op het eiland. Ceylon was een van de belangrijkste VOC-vestigingen in Azië en de Hollanders bouwden er forten en verschillende protestantse kerken. Ook lieten de Hollanders Tamils uit India overkomen om op de rijstvelden te werken en werden er wegen en kanalen aangelegd. In 1734 kwamen de Hollanders in de problemen toen er een opstand op de kaneelplantages dreigde.
In 1741 kwamen er veel boeddhistische monniken uit Birma naar Ceylon om er het boeddhisme te hervormen. Doordat de Hollanders de boeddhisten min of meer hun gang lieten gaan, ging het boeddhisme op Ceylon een nieuwe bloeiperiode tegemoet. In de tweede helft van de 18e eeuw werd het echter steeds onrustiger op het eiland en er volgden botsingen met de ontevreden bevolking.
In 1766 behaalden de Hollanders een grote overwinning op de koning van Kandy, die echter in het geheim, via de Britse gouverneur van Zuid-India, contacten had met de andere grote wereldmacht Engeland.
In 1917 werd de Ceylon Reform League opgericht, die openlijk streefde naar onafhankelijkheid. In 1924 werd er door Engeland wat zelfbestuur toegestaan, maar in 1928 besloot men dat Ceylon nog niet klaar was voor een onafhankelijke status. In 1945 wees Engeland nog de verlangde dominion-status af. Op 4 februari 1948 werd Ceylon onafhankelijk, maar bleef wel lid van het Britse Gemenebest. Bijna 10 jaar na de onafhankelijkheid bleef het Engels de nationale voertaal. Het land werd geregeerd door een Engels sprekende christelijke elite. Uiteindelijk werd het Singalees de nationale voertaal, maar andermaal werden de Tamils “vergeten”. Vanaf toen begon het geweld. Ook wanneer het economisch slechter ging, waren de Tamils de eerste slachtoffers, met alle gevolgen van dien. Daarenboven zitten ze als Hindi gevangen tussen de grote meerderheid van de Boeddhisten en de christelijke gemeenschap.
In 1980 werd de noodtoestand afgekondigd als gevolg van een algemene staking en zeer gewelddadige confrontaties tussen Singalezen en Tamils. De jaren ’80 en ’90 stonden vooral in het teken van de burgeroorlog met de Tamil Tijgers. Pas in februari 2002 werd in Oslo tussen de Sri Lankaanse regering en de Tamil Tijgers (LTTE) een permanent bestand overeengekomen. Onder druk van de Verenigde Staten kwam er op 23 februari officieel een eind aan de bloedige militaire operaties. Begin december 2002 bereikten de regering en de LTTE in Oslo een overeenkomst over de vorming van een federale staat.
Op tweede kerstdag in 2004 werden veel landen in het zuiden van Azië getroffen door een enorme natuurramp, waaronder Sri Lanka. Er deed zich een zeebeving voor die een kracht van 9,0 op de schaal van Richter had. Het epicentrum van de beving lag voor de westkust van Sumatra, ter hoogte van de provincie Atjeh. De beving veroorzaakte een muur van water die over de kust van Sri Lanka en veel andere landen spoelde. De golven van deze zogenaamde tsunami bereikten op sommige plaatsen een hoogte van tien meter. Voor meer informatie: kijk op http://www.statistics.gov.lk/index.asp en ook http://www.lankalibrary.com/news.htm